Thema 4: Stevigheid en beweging

Korte samenvatting:

           

Dit thema gaat over het skelet en de spieren van de mens. Allereerst leer je meerdere beenderen bij naam. Daarna wordt er gekeken naar de verschillen in skeletten tussen zoogdieren. Achtereenvolgens worden verder behandeld: 1. samenstelling van botten, 2. de verbindingen tussen beenderen, 3. de bouw en werking van drie typen gewrichten. Als laatste wordt er aandacht besteed aan de spieren in je lichaam.

Belangrijke onderdelen:

1. functies van het skelet:

waarom hebben wij een skelet nodig? 1. geeft stevigheid (anders zak je in elkaar), 2. zorgt voor bescherming (b.v. de ribbenkast beschermt het hart en longen), 3. het maakt beweging mogelijk (de meeste beenderen zijn beweeglijk met elkaar verbonden, b.v. gewrichten, kraakbeen), 4. het geeft vorm aan je lichaam (de een is breder of groter dan de ander)

2. onderdelen van het skelet:

zie de website voor de belangrijkste onderdelen (beenderen) van het lichaam. (klik hier)

3. skeletten van zoogdieren:

Je moet de verschillen tussen zoolgangers (mens, beer), teengangers (kat, hond) en hoefgangers/topgangers (paard, zebra) herkennen.

4. bestanddelen van beenderen:

beenderen bestaan uit kalkzouten (voor stevigheid) en uit lijmstof (buigzaamheid). Bij een baby bestaan de botten voornamelijk uit kraakbeen (stevig, maar toch buigzaam). De botten van bejaarde mensen bevatten meer kalkzouten dan lijmstof (botten zijn minder buigzaam en breken dus sneller)

5. Verbindingen tussen botten:

Beenderen kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden zijn: 1. vergroeid, geen beweging mogelijk (b.v. het heiligbeen), 2. door naden, geen beweging mogelijk (b.v. de schedelbeenderen), 3. door kraakbeen, een beetje beweging (b.v. puntje van de neus, oren, tussen ribben en borstbeen), 4. door gewrichten, veel beweging mogelijk (b.v. schoudergewricht, kniegewricht)

6. de bouw van een gewricht en drie typen gewrichten:

Zie hieronder hoe een gewricht is opgebouwd: 1=gewrichtskapsel, 2=gewrichtssmeer, 3=kraakbeenlaagje, 4=gewrichtskom, 5=gewrichtskogel

er zijn drie verschillende typen gewrichten: 1. kogelgewricht (beweging mogelijk in alle richtingen, b.v. schoudergewricht), 2. scharniergewricht (alleen heen en terug beweging, b.v. kniegewricht), 3. rolgewricht (het ene bot draait in de lengteas om het ander bot, b.v. gewricht tussen ellepijp en spaakbeen)

7. spieren

door je spieren kun je bewegen. Spieren waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft noemen we antagonisten. De armbuigspier en de armstrekspier zijn hier voorbeelden van. Als de armbuigspier (zie afbeelding hieronder) zich samentrekt, wordt de onderarm omhoog getrokken. Als de armstrekspier zich samentrekt wordt de arm gestrekt (zie afbeelding hieronder)

Test jezelf:

Als je denkt dat je het thema kent kun je jezelf testen, via de diagostische toets (zie boek) of op internet (klik hier)