Internetles - erfelijkheid en evolutie

1a.(gebruik voor de animatie hieronder een koptelefoon) In de animatie hieronder wordt een vruchtwaterpunctie toegepast. Wat houdt zo'n vruchtwaterpunctie in?

1b.Noem twee zaken waarop het vruchtwater kan worden onderzocht?

1c.Wat is de functie van het vruchtwater, waarin het embryo zich bevindt?

2. Enkele erfelijkheidsbegrippen zijn hieronder te zien. Maak de opdracht. Wat is je score?

3a.Hieronder zie je een opdracht over mitose (=gewone celdeling). Wat is het nut van mitose?

3b.Maak de onderstaande opdracht over mitose. Wat is je score?

3c.Hieronder zie je een opdracht over de meiose (=reductiedeling). Los deze opdracht op. Wat is je score?

3d.Waar vindt deze reductiedeling plaats bij een man?

3e.Wat is een belangrijk verschil tussen mitose en meiose?

4a.Bekijk de animatie hieronder. Klik 1 keer op "next". Je ziet nu een grote eicel. Klik nogmaals op "next": Probeer nu een geslachtschromosoom van de moeder te verschuiven naar de cel met de zweepstaart. Waarom lukt dit niet?

4b.Schuif nu een X chromosoom van de moeder naar de grote cel en een X chromosoom van de vader naar de cel met de zweepstaart. Klik op "next" en kijk wat er gebeurt tijdens de bevruchting. ch het kindje nu een jongen of een meisje? Welke geslachtschromosomen heeft dit kindje?

4c.Klik op "another child". Probeer nu een kindje te maken met andere geslachtschromosomen. Heb je nu een jongetje of een meisje? Welke geslachtschromosomen heeft dit kindje?

5a. Hieronder is de overerving van de Huntingtonziekte te zien. Dit is een erfelijke ziekte, waarbij hersenonderdelen kunnen worden aangetast. Vader heeft de ziekte. Ga met de muis over de vader. Welk genotype heeft hij?

5b. Is Huntington dominant of recessief? Waaraan kun je dat zien?

5c. Hoeveel van de zes mensen zijn drager van het Huntington-gen?

5d. Er zijn twee kinderen die ziek zijn en twee die gezond zijn. Stel deze ouders willen nog een vijfde kind. Wat is de kans op een gezond kind?

A. 0%

B. 25%

C. 50%

D. 100%

6a.Bij een kruising tussen een blonde en een donkere labrador ontstaan vier jongen. Hiervan zijn er twee donker gekleurd (=dominant) en twee blond (=recessief).

     Welk genotype heeft een blonde puppy?

A.   Aa

B.   AA

C.   aa

 

 6b.Wat zullen de genotypes van de ouders zijn geweest (zie vraag 1)?

     A. AA en aa

     B. Aa en aa

     C. Aa en Aa

 

7.In de stamboom hieronder zie je hoe de ziekte SMA voorkomt in een familie. Deze spierziekte erfelijk en wordt bepaald door een recessief gen (r)

7a.Neem de stamboom over op je antwoordvel. Noteer in de stamboom het genotype bij de personen bij wie het recessieve gen tot uiting komt in het fenotype.

7b.Bij de overige personen komt het dominante gen tot uiting in het fenotype. Noteer bij deze personen één R.

7c.Leid het genotype van Annette af uit het genotype van Jarin. Noteer dit in de stamboom.

7d.Leid de genotypen van Eline en Govert af uit het genotype van Jarin. Noteer dit in de stamboom.

7e.Leid het genotype van Nadieh af. Noteer dit in de stamboom.

 

8. In de afbeelding hiernaast is de overerving van een ziekte te zien. De personen die met zwart zijn weergegeven hebben de ziekte. Bij mensen is het gen voor deze ziekte recessief (d). Een gen wordt weergegeven door D.

8a. wat is het genotype van Lianne?

    A. dd

    B. DD

    C. Dd

    D. dat is niet te zeggen

 

8b.Iemand die wel het gen voor de ziekte heeft, maar zelf niet ziek is, wordt een drager genoemd.

     Is Henrie een drager? En Stefanie?

A.    alleen Henrie

B.     alleen Stefanie;

C.     beide zijn drager;

D.    geen van beide is drager.

 

8c.Welke genotypen kan Harry hebben?

    A. alleen DD of Dd;

    B. alleen DD of dd;

    C. alleen Dd of dd;

    D. DD, Dd of dd.

 

9a.Hieronder zie je hoe een gen, dat zorgt voor insulineproductie, wordt geïmplanteerd in een bacteriecel. Waarom zouden ze dit doen?

9b.Voor welke mensen zou het proces van vraag 9a bedoeld zijn?

10. Hieronder zie je het ontstaan van enkele primaten. Heeft de mens meer overeenkomsten met de gibbon of met de gorilla? Hoe kun je dat zien?

11.De volgende stellingen gaan over de afbeelding hieronder. Geef aan of de stelling juist of onjuist is.

11a.Ee Pliohippus is een voorouder van de Equus;

11b.De Miohippus is uitgestorven in het Oligocene;

11c.Het zou kunnen zijn dat de Hipparion is uitgestorven door "natuurlijke selectie";

11d.De oerpaarden hadden meer tenen: dit zou erop kunnen duiden dat ze leefden op een zachtere ondergrond